Gewoon eekhoorntjesbrood

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Gewoon eekhoorntjesbrood (Boletus edulis)

Het Gewoon eekhoorntjesbrood is eigenlijk een algemene paddestoel, maar helaas nogal populair in de keuken, zodat je ze uiteindelijk maar weinig vindt.
Het Gewoon eekhoorntjesbrood is zeer variabel wat uiterlijk betreft. Het hoedoppervlak is kaal en glad of iets gerimpeld, vettig, iets kleverig bij vocht. De steel heeft een fijn netwerk dat meestal alleen de bovenste helft bedekt. De kleur van de hoed is licht tot donkerbruin, soms donker geelbruin. Vaak bij loofbomen als eik en berk of bij spar. De poriëen zijn bij jonge exemplaren wit.
Bij spar kan een witte variant gevonden worden, Wit eekhoorntjesbrood (B. edulis var albus.
Daarnaast komen in Nederland nog drie andere soorten voor.
Het Vroeg eekhoorntjesbrood (B. reticulatus) dat al vroeg in de zomer verschijnt en gebonden is aan de eik.
Het Bronskleurig eekhoorntjesbrood (B. aereus) is veel donkerder dan deze soort en heeft een kenmerkend oppervlak met fijne, bleke, poederige vlokjes in de randzone. Ook deze soort komt voor onder de eik, maar is vrij zeldzaam.
Het Denneneekhoorntjesbrood (B. pinophilus) komt alleen voor bij de Grove den op schrale zandgrond (korstmos-dennenbos). Een dergelijk biotoop komt in Nederland nauwelijks nog voor. De hoed van deze soort is donker rood tot roodbruin, gerimpeld en pokdalig, vettig tot kleverig bij vocht. De steel is buikig, soms cilindrisch, bleek tot vrij donker roodbruin in de bovenste helft, bleker tot bijna wit aan de voet geheel of gedeeltelijk bedekt met een transparant tot wit of rossig-bruin net, fijnmazig aan de top, grofmazig worden naar de voet. Duidelijk te herkennen aan het witte netwerk rond in elk geval de top van de steel.
Het Vroeg eekhoorntjesbrood heeft een donkerder steel met donker netwerk.
Kenmerken van het geslacht Boleten  (Boletus) waartoe Gewoon eekhoorntjesbrood behoort.

De indeling in geslachten bij leden van de Boletenfamilie is nogal wisselvallig. Men is er nog niet helemaal uit, zodat je als leek al snel door de bomen het bos niet meer ziet.

Het geslacht Boletus kan onderverdeeld worden in meerdere secties - de Fluweelboleten (Xerocomus) vormen inmiddels een eigen geslacht).

De sectie Boletus heeft jong lichte poriën die bij het ouder worden verkleuren naar geelgroen tot olijfgroen. Het witte vlees verkleurt niet blauw bij doorsnijden of kneuzen. Op tenminste het bovenste deel van de steel zit een duidelijk netwerk. Deze boleten groeien zowel bij naald- als bij loofbomen. De verschillende soorten Eekhoorntjesbrood behoren tot deze sectie.

De sectie Luridi (Roodporieboleten) bestaat uit boleten met oranje of rode porien (let op! de buisjes kunnen gewoon geel zijn). De bekendse van deze boleten zijn de Gewone heksenboleet (B. erythropus) en de Netstelige heksenboleet (B. luridus). Zeldzamer zijn de Satansboleet (B. satanas), de Roodnetboleet (S. rhodoxanthus) en de Fraaie roodnetboleet (B. legaliae).
Belangrijke determinatiekenmerken van de Roodporieboleten:
Kleur van de hoed - deze kleur is vaak heel variabel, dus niet echt een betrouwbaar kenmerk. Zo kan de Netstelige heksenboleet behalve een warm bruine tot olijfbruine ook een gele of rode hoed hebben.
Kleur van de porien - ondanks de groepsnaam zijn de porien niet altijd rood. Vooral bij jonge exemplaren zijn ze vaak geel (zie bv. de Ossenboleet en de Fraaie roodnetboleet). Bij het ouder worden verkleuren de porien dan vaak wel naar oranje of rood.
Kleur en oppervlak van de steel - vaak is er een netwerk op de steel. Let op de kleur van het netwerk en op het kleurverschil met het steeloppervlak.
Verkleuring van hoed en steel - verkleuren deze onderdelen en zo ja, gebeurt dat snel of langzaam
Verkleuring van het vlees bij doorsnijden
Geur en smaak
Groeiplaats, waardboom en grondsoort - de meeste van de roodporieboleten leven in symbiose met loofbomen, vooral eik, beuk en linde.


De Gewone heksenboleet heeft geen netwerk, maar rode vlokjes op de steel.



SPECIFICATIES - gewoon_eekhoorntjesbrood
familieBoleten (Boleteceae)
info familieDe familie van de Boleten is vrij gemakkelijk te herkennen. Het zijn vlezige paddenstoelen met meestal een centrale steel en een gewelfde hoed. Onder de hoed zitten geen plaatjes, maar er zit een buisjeslaag. Deze laag is gemakkelijk van de hoed los te trekken.
Belangrijk voor de determinatie is het feit dat ze bijna allemaal gebonden zijn aan een bepaalde boom of struik.
Er zijn diverse geslachten in deze familie. Om te bepalen tot welk geslacht de boleet behoort kun je allereerst naar het oppervlak van de hoed kijken. Is dit glad, schubbig, vezelig, vilt- of zeemleer-, dan wel fluweelachtig? Verder kijk je of het oppervlak droog is of juist kleverig of slijmerig.
Verder is ook de kleur van de hoed belangrijk.
De buisjeslaag kan breed aangehecht aan de steel zijn, of uitgebocht aangehecht zijn of bijna vrij zijn van de steel. Kenmerkend voor bijvoorbeeld het geslacht Suillus is de op de steel aflopende buisjeslaag.
Ook de opening van de buisjes, de pore, speelt een rol bij determinatie. Die opening kan klein en rond zijn, groot en rond, klein en hoekig of grof en onregelmatig hoekig.
En dan is er de steel. Behalve de vorm (cilindrisch, opgezwollen buikig, bochtig of wortelend) is het oppervlak belangrijk. Er zijn drie typen. Het oppervlak heeft een netwerk (als een netkousje over de steel). Dit netwerk heeft ook weer een onderscheidende kleur. Een tweede mogelijkheid is dat het oppervlak bedekt is met fijne tot grove schubjes. Deze schubjes hebben vaak een contrasterende kleur. Als derde mogelijkheid kunnen er fijne donkere vlekjes op het steeloppervlak zitten.
Het vlees van boleten verkleurt vaak bij beschadiging. Het al dan niet verkleuren en de kleur van de verkleuring is vaak kenmerkend voor een bepaalde soort.
Geur en smaak zijn minder bepalend, behalve bij de Peperboleet en de Bittere boleet.
Een sporee maken kan ook bijdragen, er is een heel scala aan kleuren mogelijk.

Al met al een heel gedoe dus!
naam gewoon_eekhoorntjesbrood (Boletus edulis)
waar in lanen, loof- en naaldbossen, vooral onder eiken, beuken, dennen en fijnspar
sporeekleur olijfgeel - olijfgroen
hoed 5-25 cm breed, licht of donker geel- tot roodbruin
steel wit of bruin aangelopen, met licht, fijn netwerk
plaatjes buisjes eerst wit, later geel tot olijfgroen